GEPLAATST: 24 JANUARI 2017 OM 09:15 UUR ONDERWERP(EN): LOONWAARDEBEPALING, LOONKOSTENSUBSIDIE BEKEKEN:
Loonwaardebepaling (of loonwaardemeting) is niet nieuw. Maar met de komst van de Participatiewet heeft het stevig aan betekenis gewonnen. Wat wordt er nu precies gemeten? En wat is de relatie tussen loonwaarde en loonkostensubsidie? Het instrument roept nog steeds veel vragen op. In juli 2015 heb ik hierover een eerste blog geschreven. Inmiddels zijn we ruim anderhalf jaar verder en er is veel gebeurd. Zo is de regelgeving onder druk van de praktijk flink aangepast. Ik zet opnieuw een en ander voor u op een rij. Te beginnen met de veranderingen vanaf 1 januari 2017, gevolgd door een overzicht van de huidige stand van zaken als het gaat om loonbepaling.
De afgelopen twee jaar heeft uitgewezen dat loonwaardebepaling en de Participatiewet nog lang niet optimaal werken. Zo waren veel werkgevers allesbehalve blij met de jaarlijkse loonwaardebepaling. Vooral werkgevers die meerdere werknemers met een verminderde loonwaarde uit verschillende arbeidsmarktregio’s in dienst hebben klagen.
Maar ook (aspirant) werknemers doen hun beklag. Er zijn genoeg voorbeelden van aspirant-werknemers die gedurende de proefplaatsing hun stinkende best doen, waarna een loonwaardebepaling een dusdanige uitslag geeft dat of de werkgever geen dienstverband wenst aan te gaan, of het gemeentelijk beleid het niet toelaat dat de werkgever volledig gecompenseerd wordt voor het verlies aan loonwaarde van de werknemer. Ik ben schrijnende situaties tegengekomen.
Gelukkig worden deze geluiden in Den Haag ook gehoord. De minister heeft daarom de wet op een aantal punten aangepast via het wetsvoorstel vereenvoudiging en stroomlijning Participatiewet. Vanaf 1 januari 2017 zijn er vier veranderingen van kracht die ik hier kort beschrijf:
1. De fortfaitaire loonkostensubsidie Participatiewet: Gemeenten hebben de mogelijkheid om werkgevers gedurende zes maanden een forfaitaire loonkostensubsidie van 50 procent van het wettelijk minimumloon toe te kennen wanneer zij een persoon die behoort tot de doelgroep loonkostensubsidie aannemen. Daar hoeft geen loonwaardebepaling voor plaats te vinden. In die periode kan de werkgever goed kijken naar de capaciteiten, de ontwikkelmogelijkheden en de inzetbaarheid van de werknemer. Bovendien ontvangt de werknemer een gewoon salaris. Ergens in de vierde of vijfde maand van deze periode wordt alsnog de loonwaardebepaling gedaan die leidend is voor de periode daarna. Hoe die ook uitpakt, de werknemer heeft een langere periode om zich onmisbaar te maken en de werkgever weet beter waar hij aan toe is.
2. Vereenvoudiging berekening loonkostensubsidie: Vanaf 1 januari 2017 is de loonwaarde de prestatie van de werknemer vermenigvuldigd met het geldend wettelijk minimumloon en niet het normloon. De subsidie is dan het verschil tussen het wettelijke minimumloon en de loonwaarde, plus de vergoeding voor de werkgeverslasten
3. Flexibele termijnen voor de loonwaardebepaling Participatiewet: Tot 2017 kende de vastgestelde loonwaarde een wettelijke geldigheidsduur van 1 jaar. Het door de staatssecretaris ingediende wetsvoorstel maakt het een gemeente mogelijk om de uitslag voor langere tijd vast te stellen; bijvoorbeeld 3 of misschien wel 5 jaar. Dat kan wanneer uit de loonwaardebepaling blijkt dat een werknemer zich waarschijnlijk niet verder zal ontwikkelen (in positieve dan wel in negatieve zin). Hiermee ontstaat maatwerk. Zowel werkgever als werknemer krijgen hiermee meer zekerheid. Daarnaast, en misschien wel net zo belangrijk: het vermindert de bureaucratie aanzienlijk.
4. Loonkostensubsidie Participatiewet voor schoolverlaters die al werken: Tot 1 januari 2017 konden werkgevers geen aanspraak maken op loonkostensubsidie voor schoolverlaters die al werkten. Nu kunnen gemeenten ook loonkostensubsidie toekennen voor schoolverlaters afkomstig uit het voortgezet speciaal onderwijs, het praktijkonderwijs en de entreeopleiding MBO als de voormalig scholier binnen zes maanden na het verlaten van de opleiding bij de werkgever aan de slag is gegaan.
Nu zijn we er hiermee natuurlijk nog lang niet. De Participatiewet, en loonwaardebepaling, blijft complex. Toch zijn er mijns inziens goede stappen gezet. Er zullen er nog flink wat volgen lijkt mij zo. Maar goed, om het verhaal compleet te maken nu weg van de veranderingen sinds 1 januari en terug naar de basis: het instrument loonwaardebepaling.
Loonwaardebepaling
Loonwaardebepaling is een instrument dat gekoppeld is aan de uitvoering van de Participatiewet. Wanneer mensen die onder de Participatiewet vallen een verminderde loonwaarde hebben en gaan werken, is dat eerst voor een proefperiode van maximaal drie maanden. Tegen het einde van de drie maanden vindt een loonwaardebepaling plaats. Loonwaarde is de waarde (in euro’s) van het werk dat iemand verricht. Meestal wordt de loonwaarde weergegeven in een percentage van het functieloon.
Wanneer sprake is van een verminderde loonwaarde kan de gemeente de werkgever financieel compenseren. Dan spreken we van een loonkostensubsidie. De loonkostensubsidie bedraagt het verschil tussen de loonwaarde en het wettelijk minimumloon. Deze subsidie is ten hoogste 70 procent van het wettelijk minimumloon en wordt vermeerderd met een vergoeding voor de werkgeverslasten en vakantiegeld.
De uitgangspunten en stappen in de loonwaardebepaling zijn via een algemene maatregel van bestuur voorgeschreven. Elk systeem van meten dient daaraan te voldoen en kent de volgende stappen:
- Beoordeel samen met de werkgever welke werkzaamheden de werknemer op de werkplek uitgevoerd heeft.
- Stel de taken die de werknemer verricht vast en bepaal wat het aandeel (percentage) van deze taak in het totale takenpakket is. Het totale takenpakket omvat 100% van de totale arbeidstijd van de potentiële werknemer.
- Stel vast wat de normfunctie van een werknemer zonder beperking is en het functieloon dat daarbij hoort.
- Stel de normen vast voor de prestaties waarop de loonwaarde wordt bepaald: tempo, kwaliteit, inzetbaarheid per taak.
- Stel de afzonderlijke prestaties (in percentages van de norm zoals bij 4 vastgesteld) op de onderdelen tempo, kwaliteit en inzetbaarheid vast per taak. Factoren die van invloed zijn op de prestaties van de werknemer mogen maar bij één van de onderdelen worden meegeteld, dus bij tempo, kwaliteit of inzetbaarheid.
- Bepaal de prestaties van de werknemer per taak op tempo, kwaliteit en inzetbaarheid.
- Stel de loonwaarde per taak vast: het aandeel van de taak in het totale takenpakket (zoals vastgesteld in stap 2) vermenigvuldig je met de prestatie per taak (stap 6). De loonwaarde is een percentage van het functieloon.
- Stel de totale loonwaarde vast door de verschillende loonwaarden per taak bij elkaar op te tellen en af te ronden op hele procenten. De uitkomst is een percentage van het functieloon.
- Stel de totale loonwaarde vast door de verschillende loonwaarden per taak bij elkaar op te tellen en af te ronden op hele procenten. De uitkomst is een percentage van het functieloon.
Nadat deze stappen doorlopen zijn kan de volgende stap genomen worden: het bepalen van de loonwaarde per taak: L=T*K*I*BT
L = Loonwaarde per taak.
T = prestatie in de taak in tempo van de potentiële werknemer uitgedrukt in een percentage van wat een gemiddelde werknemer met een soortgelijke opleiding en werkervaring presteert.
K = de prestatie in de taak in kwaliteit van de potentiële werknemer uitgedrukt in een percentage van wat een gemiddelde werknemer met een soortgelijke opleiding en ervaring presteert.
I = staat voor de prestatie in de taak in inzetbaarheid van de potentiële werknemer uitgedrukt in een percentage van wat een gemiddelde werknemer met een soortgelijke opleiding en ervaring presteert.
BT = de bijdrage van de taak aan het totale takenpakket.
De uitkomst van deze formule geeft dus het antwoord op de vraag, wat is de loonwaarde van persoon x.
Loonwaardebepaling in de praktijk
De praktijk lijkt een stuk weerbarstiger dan de theorie. De theorie klinkt bijna als een exacte wetenschap maar in de praktijk ligt het minder duidelijk. Om te beginnen maar eens twee belangrijke kanttekeningen:
1) Bij loonwaardebepaling is cruciaal in welke functie de potentiële werknemer werkt omdat op die plek de loonwaarde wordt gemeten. Als de medewerker in het voorbeeld in een administratieve
functie werkte dan leidde de loonwaardebepaling waarschijnlijk tot een heel andere uitkomst. Voor de gemeente als potentiële verstrekker van loonkostensubsidie kan dat een slok op een borrel schelen.
2) Bij loonwaardebepaling wordt gekeken naar de kwantiteit, de kwaliteit en de inzetbaarheid van de potentiële werknemer. Op basis daarvan wordt aan hem of haar een prijskaartje gehangen. Maar volgens mij is het nog altijd zo dat de waarde van iets (of iemand) wordt bepaald door wat een potentiële koper er voor over heeft. En daarin spelen ook elementen als schaarste en het gunnen belangrijke rollen.
Samenvattend Achter loonwaardebepaling gaat een hele wereld schuil. Loonwaardebepaling is complex en bewerkelijk en in de huidige systematiek wordt voorbij gegaan aan een aantal essentiële elementen die de loonwaarde verhogen dan wel verlagen. Knelpunten in de uitvoering van de Participatiewet worden breed ervaren en onderkend. Er komen van overheidswege steeds meer mogelijkheden die het voor diverse partijen in de uitvoering makkelijker maken. Ook mensen die afhankelijk zijn van het arbeidsmarktinstrumentarium, ‘de doelgroep’, gaan hiervan profiteren.
Er zijn ook positieve ontwikkelingen waarneembaar die samenhangen met het Doelgroepenregister, beschut werken en kansen voor ex-leerlingen van voortgezet speciaal onderwijs en praktijkonderwijs. Met andere woorden: we zijn op de goede weg maar die is nog lang. Ik realiseer me dat veel van de ervaren knelpunten met een beetje boerenverstand voorkomen hadden moeten worden met adequaat arbeidsmarktbeleid. Dat neemt niet weg dat ik de toegenomen mogelijkheden van harte omarm.